Toelichting
De totale uitkering uit het provinciefonds bestaat uit twee onderdelen: een algemene uitkering en zogenoemde decentralisatie-uitkeringen.
De ontwikkeling van de algemene uitkering wordt voor een belangrijk deel bepaald door de ontwikkeling van de totale rijksuitgaven. Volgens de normeringssystematiek (trap-op-trap-af) hebben wijzigingen in de rijksuitgaven direct invloed op de omvang van de algemene uitkering.
In verband met de coronacrisis heeft het Rijk in overleg met de provincies besloten om het accres gedurende de huidige kabinetsperiode te bevriezen. Doel van de bevriezing is dat voor het komende jaar duidelijkheid bestaat voor zowel Rijk als gemeenten en provincies over de ontwikkeling van het gemeente- en provinciefonds voor wat betreft de volume- en loonprijs-ontwikkelingen. Hierdoor worden schommelingen in de uitkering dus beperkt.
Decentralisatieuitkeringen zijn uitkeringen met een bepaalde doelrealisatie voor ogen die niet via het verdeelmodel van het provinciefonds uitgekeerd worden. Ook deze middelen zijn in principe vrij besteedbaar.