Bijdragen aan mobiliteit

Voor het programma SBaB neemt naar verwachting het BO MIRT in november 2020 een besluit over het OV-systeem aan de (zuid)westkant van Amsterdam. Hieronder vallen het doortrekken van de Noord-Zuidlijn naar Schiphol en Hoofddorp (MASH/ZWASH), de netwerkstrategie, Amsterdam Bay Area, de westkant van Amsterdam en het uitvoeringsprogramma SBaB 2021-2023. Het uitvoeringsprogramma omvat onder meer afspraken over minder verkeershinder en over slimme, duurzame en veilige mobiliteit. Een deel van deze afspraken komt voort uit het Regionaal Mobiliteitsprogramma (RMP) Noord-Holland en Flevoland. Het eerste RMP dat najaar 2020 wordt opgeleverd heeft als doel om als programmaplan te functioneren. Met het eerste RMP wordt de RMP-structuur, de governance inclusief doelen vastgesteld opdat vanaf 2021 het programma naar de doelen toe kan werken.
Samen met de regionale partners werkt de provincie aan het concretiseren van het Regionaal Openbaar Vervoer Toekomstbeeld (ROVT), waarbij de governance via SBAB en Platform Mobiliteit verloopt. Hierbij kijken we naar het OV-netwerk als één geheel (alle  treinen, metro’s, trams en bussen). In de netwerkstrategie van SbaB vindt vervolgens afstemming plaats tussen modaliteiten.

In het BO MIRT 2020 is naar verwachting ook besloten over de verbetering van het spoor tussen Flevoland en Amsterdam (OV SAAL), wordt een besluit verwacht over de extra kosten van het Zuidasdok (conform het advies van de commissie Dekker) en de mogelijke integratie van de MIRT-verkenning 3 ^e perron Station Zuid.
Onze partners verwachten in 2021 een bijdrage van de provincie voor het uitvoeren van deze onderzoeken, verkenningen en nadere activiteiten. Daarom is het van belang dat genomen besluiten bijdragen aan de doelstellingen uit het coalitieakkoord waaronder:

• uitvoering klimaatakkoord
• aandacht voor alle vervoersmodaliteiten (met een grotere rol voor OV en fiets)
• toekomstbestendig modaliteitssysteem om verstedelijking mogelijk te maken
• bereikbaar houden Gooi- en Vechtstreek
• nieuwe concepten (Mobility as a Service (MAAS), P+R- locaties, et cetera.)

In 2021:

• brengt de provincie in beeld hoe de Netwerkstrategie van in SBaB en de  Verstedelijkingsstrategie van de MRA consequenties hebben voor de provinciale bezittingen en belangen, zoals het netwerk van provinciale wegen- en fietspaden en de OV-concessies.
• Geeft de provincie samen met de NS en de regio’s vorm aan de Regionale Ontwikkelagenda voor het spoor. Hiermee brengen we de kansen en voorwaarden in beeld voor verbetering van het vervoer van, naar en op het spoor in relatie tot kansen voor verstedelijking. De OV- en ketenaanpak die we hiervoor hanteren, , wordt uitgewerkt in drie richtingen: netwerken, knopen en vervoer. Hierbij wordt de afstemming met de netwerkstrategie SbaB en het ROVT gezocht.
• Geeft de provincie uitvoering aan het plaatsen van laadinfrastructuur, via het samenwerkingsprogramma MRA-Eelektrisch. Doel hierbij is om in de periode 2020-2024 20.000 laadpunten te plaatsen in de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht. In 2021 verwachten wij 5000 laadpalen te plaatsen.
• Brengt de provincie  in aanloop naar de Tweede Kamer-verkiezingen en de daarop volgende formatie de mobiliteitsbelangen van Noord-Holland bij de beslissers onder de aandacht. Dit doen we in nationaal verband via IPO en in regionaal verband via de MRA.
• Stelt de provincie een financieringsstrategie op, om alle langjarige ambities op het gebied van mobiliteit (voor alle modaliteiten en thema’s) te kunnen bekostigen. GS informeert PS over de verschillende mogelijkheden die hiervoor zijn.In 2021 wordt in het RMP verder gewerkt aan een overzicht van maatregelen om de doelstelling van meer dan 4,2 megaton CO2 reductie te halen voor mobiliteit en logistiek.

Tot en met 2023 bestaan de uitgaven voornamelijk uit gedragsbeïnvloeding en verkennende studies aan de hand van het coalitieakkoord voor € 0,8 miljoen. Vanaf 2024 vervalt een deel van de uitgaven op gedragsbeïnvloeding en zijn de verkennende studies afgerond. De verwerking van het coalitie akkoord veroorzaakt tot en met 2023 fluctuaties in de stortingen in de reserve.