De begroting is opgesteld met inachtneming van de voorschriften van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Volgens het BBV is het gemodificeerd stelsel van lasten en baten van toepassing. In overeenstemming met de BBV-regelgeving is het autorisatieniveau bepaald op het totaal van de lasten en het totaal van de baten per programma. De begroting geeft in overeenstemming met de normen van het BBV een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over de financiële positie en over de baten en lasten. De baten en lasten worden tenzij anders vermeld toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben.
Basis voor de ramingen in de begroting
De begroting 2021 bestaat uit de oorspronkelijke ramingen van ongewijzigd beleid met daarbij de effecten van de door uw Staten vastgestelde kaderbrief 2021. Daarnaast zijn in de begroting 2021 een aantal autonome ontwikkelingen verwerkt en een aantal onvermijdelijke ontwikkelingen meegenomen. Op deze plaats vermelden wij de meer algemene opmerkingen waarop de ramingen zijn gebaseerd.
Verantwoording subsidies
Subsidies worden geraamd in het jaar, dat deze worden toegekend. Voor meerjarige lopende projectsubsidies zijn binnen IPO-verband afspraken gemaakt met BBV en de accountants. Deze afspraken houden in dat wanneer de subsidies niet voor het eind van het jaar zijn afgerond, het restant bedrag in een reserve "Subsidieverplichtingen" beschikbaar blijft voor de restant uitbetalingen de komende jaren. Omdat wij werken met 1 operationeel doel per reserve, zullen daarvoor zo nodig meerdere reserves worden ingesteld in de loop van 2021. Op die manier blijven per operationeel doel de lopende subsidieverplichtingen inzichtelijk.
Investeringen en afschrijvingen
Investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut betreffen voornamelijk infrastructurele werken in de openbare ruimte, zoals aanleg en reconstructie van wegen, vaarwegen, bruggen, viaducten, groen en kunstwerken. Deze worden vermeerderd met bijkomende kosten en onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd. De ondergrond van deze werken wordt daarbij als integraal onderdeel van het werk beschouwd. Deze activa worden eveneens lineair afgeschreven in maximaal:
Grond-, weg- en waterbouwkundige werken | 50 |
---|---|
Vaarwegen | 40/80 |
Wegen | 50 |
Technische installaties | 5/8/15 |
Afschrijvingsbeleid
De materiële vaste activa met economisch nut zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs, vermeerderd met bijkomende kosten en verminderd met bijdragen van derden en cumulatieve afschrijvingen. De activa worden lineair afgeschreven. Als basis voor de berekening van de afschrijving wordt de netto aanschafwaarde gehanteerd. Na afstoting van materiële vaste activa worden boekwinsten of verliezen ten gunste of ten laste van de exploitatie verantwoord.
Gronden en terreinen | n.v.t. |
---|---|
Woonruimten | 40 |
Bedrijfsgebouwen | 40 |
Renovatie bedrijfsgebouwen | 25 |
Machines, apparaten en installaties | 15 |
Overige materiële vaste activa | 3/10 |
Financiële vaste activa
Kapitaalverstrekkingen aan gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen, (overige) leningen u/g en (overige) uitzettingen worden –tenzij anders word vermeld – opgenomen tegen nominale waarde. Zo nodig word een voorziening voor verwachte oninbaarheid in mindering gebracht.
De onder de financiële vaste activa opgenomen deelnemingen worden tegen nominale en/of aanschafwaarde opgenomen tenzij blijkt dat de marktwaarde lager is dan de nominale c.q verkrijgingsprijs ofwel nihil is.
Reserves en voorzieningen
Reserves en voorzieningen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Uitzondering hierop is de Voorziening pensioenen (oud-) leden Gedeputeerde Staten die tegen contante waarde van de pensioenaanspraken word gewaardeerd.
Rente
De provincie rekent geen interne rente toe aan investeringen of andere activiteiten aangezien er bij ons geen sprake is van een financieringstekort.
Dividenduitkering
De provincie ontvangt dividend vanuit de deelnemingen waarin zij een aandeel heeft. De hoogte van de dividenduitkering wordt gebaseerd op berichtgeving vanuit de deelnemingen.
Dividendopbrengsten van deelnemingen worden als baten genomen op het moment waarop het dividend betaalbaar is gesteld.
Salariskosten en toerekening van organisatiekosten
De apparaatskosten worden direct verantwoord als directe salariskosten dan wel materiële kosten op de voorgeschreven taakvelden (w.o. ook het taakveld Overhead) op basis van de bij de begroting (inclusief begrotingswijzigingen) vastgestelde verdeelsleutels. De verdeelsleutel word gebaseerd op de verwachte tijdsbesteding van het provinciaal personeel. Daarnaast word enkel een deel van de verantwoorde kosten van overhead toegerekend aan investeringsprojecten waarbij tijdschrijfgegevens in het financiële systeem als basis dienen.
Algemene uitkering en decentralisatieuitkeringen van het provinciefonds
De raming van de inkomsten uit het provinciefonds zijn gebaseerd op de meicirculaire 2020.
Opcenten motorrijtuigenbelasting
Het maximum aantal opcenten dat provincies in 2021 mogen heffen wordt wettelijk vastgesteld. Voor 2021 is het maximum nog niet bekend. Naar verwachting wordt dit in augustus/september 2020 bekend gemaakt. Uitgaande van de verwachte opbrengstraming voor 2021 van € 218,1 miljoen en het huidige opcententarief (67,9) is de opbrengst per opcent € 3,2 miljoen. Uitgaande van het maximumtarief opcenten 2020 zijnde 115,0 zijn 47,1 opcenten onbenut. De theoretische (meer)opbrengst vanwege onbenutte belastingcapaciteit bedraagt afgerond € 150,7 miljoen. Ontwikkelingen rond de voertuigvolumegegevens blijken uit de gewichtsuitdraaien, die per kwartaal door de Belastingdienst beschikbaar worden gesteld .
Binnen de paragraaf Provinciale heffingen wordt hier specifieker op ingegaan.